Het leven van een houten gebouw


Er werd in de helling van de Geulvallei een schitterend, volledig houten gebouw neergezet.
Het was een merkwaardig gebouw. Met zijn houten gevels en overstekende daken had het iets van een Zwitsers chalet.
Het zag er heel anders uit dan de Maaslandse architectuur en de kloeke baksteenbouw uit de 19e eeuw waar de Zuid-Limburgse ogen aan gewend waren. Helemaal wonderlijk was de ronde vorm van de grote raamopeningen, waarmee de onbekend gebleven architect aarzelend de nieuwe Jugendstil introduceerde.


Het nieuwe stationsgebouw vervulde vooral de wensen van de zomerse reiziger. Er was een hoge wachtruimte met veel licht en frisse lucht, er waren een paar loketten en een kantoor voor het spoorwegpersoneel en onder een open aanbouw konden de hutkoffers van de deftige toeristen een beschutte plek vinden. Verwarming was er aanvankelijk niet en toiletten werden ingericht in een van de oudere, al bestaande gebouwen op het perron.

De timmerlieden hadden hun gereedschap nog niet ingepakt of er kwam al hoog bezoek langs. Op weg naar Valkenburg passeerde koningin Wilhelmina en haar gevolg het nieuwe stationsgebouw. Het lijkt erop dat het speciaal voor die gelegenheid heel snel in de verf is gezet. Muisgrijs stijl- en regelwerk voorzien van wijnrode randjes, gecombineerd met lichtbruine panelen. Meteen daarna is het schilderwerk overgedaan. Het grijs en rood verdween onder verschillende tinten lichtbruin en beige.

De open aanbouw voor het stallen van bagage bleek niet te voldoen. Hij lag aan de westkant van het gebouw waardoor de hutkoffers snel nat werden. Al snel werd de aanbouw daarom dichtgezet met een houten pui in dezelfde stijl als de rest van de gevels. Daarna veranderde er drie decennia maar weinig, afgezien van regelmatige schilderbeurten. Omstreeks 1930 vond men het beige niet meer passend en kregen de gevels een nieuw,e, bijzonder kleurrijke jas die het nodige opzien gebaard moet hebben. Een vrij lichte tint groen werd gecombineerd met talloze details in een sprekend geel. Het was een kleurenschema waar nu, anno 2014, het welstandstoezicht ongetwijfeld overspannen van zou raken...


Vlak voor de Tweede Wereldoorlog bleek het stationsgebouw toe aan een grondige renovatie. Het interieur werd opnieuw ingedeeld en het leien dak werd vervangen door eenvoudig dakleer. De grootste ingreep betrof echter de gevels. De zaag werd gezet in de meeste ornamenten uit de bouwperiode en het grootste deel van het timmerwerk werd aan het zicht onttrokken door een bekleding met vlakke platen. Strak en recht, was in die tijd in de architectuur maatgevend en het schilderwerk werd op deze manier bovendien aanzienlijk vereenvoudigd. Ook functioneerde de beplating als isolatielaag. Het schilderwerk werd, geheel in de geest van de nieuwe tijd, gehouden in grijs en wit. Het wit veranderde na een paar schilderbeurten steeds meer in grijs.