Stoomtreinen door Zuid-Limburg
Rond 1810 was de stoommachine zodanig geperfectioneerd dat die zichzelf kon voortbewegen. De stoomlocomotief was geboren en de ‘Industriële Revolutie’ kon beginnen. Duizenden kilometers rails werden er in Engeland en de Waalse industriegebieden gelegd. Na de onafhankelijkheid van België in 1830 besloot de regering om een samenhangend spoorwegnet te ontwikkelen dat het hele land moest ontsluiten. Het was, letterlijk en figuurlijk, een daverend succes. Van Antwerpen tot Mons en van Gent tot Verviers stampten al snel de stoomtreinen door het land. Het succes ontging de industriëlen en politici in Zuid-Limburg niet. Als industriële uitloper van het Luikse industriebekken kon de stad Maastricht natuurlijk niet zonder spoorverbinding. Ook voor de beginnende mijnindustrie in oostelijk Zuid-Limburg was aansluiting op het spoorwegnet van cruciaal belang. In 1853 was het zover. De eerste internationale verbinding van Nederland was een feit en tussen Maastricht en Aken konden de treinen gaan rijden. Drie jaar later werd de spoorbrug over de Maas voltooid en was Duitsland via Zuid-Limburg verbonden met de Antwerpse haven. In 1861 volgde de spoorlijn naar Luik. Het is tekenend voor de eigen, Euregionale ontwikkeling dat pas in 1865 de verbinding met Noord-Nederland tot stand kwam, met een grote omweg via Venlo. Pas in 1911 ontstond de kortere verbinding Weert-Eindhoven.
In de begintijd waren spoorwegen vooral bedoeld voor goederenverkeer. Personenvervoer was meer een bijzaak en vaak verliesgevend. Om zoveel mogelijk aan te sluiten op de wensen en het aanbod van reizigers werden er voortdurend stations en halteplaatsen aangelegd, weer opgeheven en opnieuw geopend. De treinen stopten, bij wijze van spreken, zo mogelijk bij elke melkbus. Houthem heeft bijvoorbeeld twee stopplaatsen gekend: de halte Houthem èn de halte Sint Gerlach. Na de opheffing van de halte Houthem kreeg het station St Gerlach zijn huidige, dubbele naam.
Lange tijd werd het baanvak Maastricht-Aken bereden met treinen van een Belgische maatschappij met de prachtige naam ‘Grand Central Belge’. Dit bedrijf had in 1867 de exploitatie overgenomen van de ‘Aken-Maastrichtsche Spoorwegmaatschappij’. Nadat de ‘Grand Central Belge’ in 1897 overgenomen was door de Belgische staat ontstond er een probleem. Nederland wilde niet toestaan dat België een spoorlijn in Zuid-Limburg bezat. Daarop werd de exploitatie overgenomen door de ‘Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen’, een commercieel bedrijf dat de lijnen bereed die in handen waren van de Nederlandse staat. ‘Staatsspoor’ zag wel brood in het opkomende toerisme in de Geulvallei en bouwde de halte St Gerlach in 1903 uit tot een volwaardig station.